Willem over angststoornissen
Wedstrijdspanning: elke sporter kent het. Gezonde spanning helpt om goed te presteren, maar wat als het veel verder gaat dan dat? Praten over faalangst, paniekaanvallen of andere psychische klachten is ongebruikelijk in de sportwereld, zeker in de voetballerij. Langzaam maar zeker komt daar verandering in – en dat is hard nodig.
Aanvoerder van FC Utrecht Willem Janssen wist van elke club waar hij kwam precies hoe de wc’s eruit zagen. Was er een afgesloten wc, dan had hij mazzel. Maar soms zat er ruimte tussen de wandjes en de vloer of het plafond. Dan moest hij zijn best doen om over te geven zonder dat iemand anders zijn kokhalsgeluiden zou horen.
“Overgeven deed ik lange tijd voor vrijwel elke wedstrijd”, blikt Janssen terug. “Ik ervaarde een angst om te falen, die zich fysiek uitte en op mijn maag sloeg. Dan hing ik kotsend boven de wc en moest ik een paar minuten later het veld op. Ik deed mijn uiterste best om dat voor iedereen verborgen te houden.”
Praten is lastig
De krampachtige pogingen om het geheim te houden, maakten zijn angsten juist erger. “Praten over psychische klachten is lastig in de voetbalwereld. Hoewel er wel ruimte voor is, zien veel voetballers het tijdens hun actieve carrière toch als een zwaktebod om te praten over mentale problemen. Vaak durven ze het daarom niet aan. Veel jongens ervaren de kleedkamer nog steeds als een plek waar je niet makkelijk praat over je kwetsbaarheden.”
Janssen was vooral bang dat als anderen zijn faalangst zouden ontdekken, het tegen hem zou worden gebruikt. “Wat als de trainer je anders gaat beoordelen? Als andere spelers je niet meer serieus nemen? Als de media er lucht van krijgen? Wat als ze je niet meer geschikt vinden voor betaald voetbal? Die vragen spoken constant door je hoofd.”
Ik weet nu dat ik me nergens voor hoef te schamen. Heel veel andere jongens kampen met mentale problemen.
Lees meer over fabels en feiten
Controle terug
Maar op een dag viel hij door de mand: een assistent-trainer confronteerde hem met zijn vermoeden. “Hij vroeg: heb je overgegeven voor de wedstrijd? Ja, zei ik. En ik gaf toe dat dit eigenlijk vaste prik was. Toen ik dat eenmaal had uitgesproken, en de belangrijkste personen in mijn professionele omgeving daar heel relaxed op reageerden, viel er al een enorme last van mijn schouders. Niemand vond het raar. Joh, daar gaan we je mee helpen, zeiden ze.”
Erover praten bleek als een ventiel te werken: het monster in zijn hoofd werd kleiner vanaf het moment dat hij de angst erkende en benoemde. “De angst dat erover praten tegen me zou gaan werken, was door de jaren heen alsmaar groter geworden. Maar toen ik erover praatte, gebeurde het tegenovergestelde: het leverde me respect op dat ik er eerlijk over was. Dat gaf me controle over de situatie. En daardoor werd de angst direct al minder.”
Mannetjescultuur
Janssen besefte daarna pas dat hij niet de enige was. “Ik weet nu dat ik me nergens voor hoef te schamen. Heel veel andere jongens kampen met mentale problemen. Maar het is toch die mannetjescultuur die maakt dat veel spelers zich beter willen voordoen dat ze zijn. Zeker als je jong bent en je jezelf nog moet bewijzen. Ik herken dat gedrag nu als geen ander. Ik zie het vaak meteen als spelers hiermee worstelen.”
En ja, dan stapt hij op ze af. “Mijn rol van aanvoerder helpt daarbij. Ik kan zeggen dat ik bepaalde dingen signaleer en ik kan vragen of het klopt dat ze ergens mee worstelen. Het helpt als zij weten: hij heeft het óók gehad. De belangrijkste boodschap is dat psychische klachten niet abnormaal zijn. Het kan iedereen overkomen. Of je nu in de topsport zit, of in de top van het bedrijfsleven. Die wetenschap helpt. Je bent nooit de enige en er zijn altijd professionele mensen die je kunnen helpen.”
Het is enorm belangrijk dat sporters hierover gaan praten. Dat helpt jonge spelers die hiermee worstelen. Zij zien dan: het is oké, ik ben niet de enige.
Bekijk alle gesprekstips
Diepere angst
Janssen doorliep een traject om hem te helpen met zijn angstklachten. “Onder mijn symptomen van overgeven voor de wedstrijd zat natuurlijk een veel diepere faalangst. Ik heb geleerd om te accepteren dat die angst tot op zekere hoogte bij mij hoort. Als je dat accepteert, wordt het al minder erg. Je leert om de angst er te laten zijn en er mee om te gaan, in plaats van hem krampachtig weg te duwen en te ontkennen.”
Spijt dat hij er sinds enkele jaren openhartig over praat, heeft hij nooit gehad. “Soms werd er weleens lacherig gedaan op tv, maar over het algemeen waren de reacties positief. Ook vanuit de media. Doordat ik vanaf dat moment aan mijn faalangst kon gaan werken, heb ik me veel sneller kunnen ontwikkelen tot de speler die ik nu ben. Vóór die tijd werkte de angst als een blokkade. Ik kwam jarenlang niet verder.”
Gesprek aangaan
Hoewel praten over psychische klachten in de topsport nog niet de normaalste zaak van de wereld is, is er wel een kentering gaande. Zo spraken voetballers als Ricardo Kishna en Gregory van der Wiel onlangs openlijk in de media over hun ervaring met psychische klachten, waaronder depressie, paniek- en angstaanvallen. Janssen: “Het is enorm belangrijk dat sporters hierover gaan praten. Dat helpt jonge spelers die hiermee worstelen. Zij zien dan: het is oké, ik ben niet de enige. Ook bij clubs wordt er meer aandacht aan besteed dan vroeger. Vaak hebben ze een mental coach in dienst om spelers te begeleiden. Ik denk dat heftige klachten zo eerder aan het licht komen.”
In Nederland krijgt bijna 20 procent van de volwassenen tussen de 18 en 64 jaar op een bepaald moment in het leven een angststoornis. De sporters die er nu over praten, zijn waarschijnlijk dus slechts het topje van de ijsberg.
Janssen: “Als je niet over je psychische problemen praat en geen hulp zoekt, zal het helaas steeds erger worden. Dat weet ik uit eigen ervaring. Pas als je hulp krijgt, kun je het maximale uit jezelf gaan halen. Alleen dan kun je jezelf ontwikkelen tot de beste sporter die je kunt zijn.”
